Gepubliceerd op 10-11-2017

brom

betekenis & definitie

brom - Zelfstandignaamwoord
1. (elektrotechniek) een laagfrequent (50-100 Hz) geluid (meestal ongewenst)

brom - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brommen
♢ Ik brom
2. gebiedende wijs van brommen
brom!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brommen
brom je?