bril - Zelfstandignaamwoord
1. (optica) een optisch instrument dat gebruikt wordt om de scherpte van het zicht te verbeteren
♢ Wij moeten allemaal aan een bril.
2. twee door een dwarsstreep verbonden ringvormige vlekken op sommige dierenlichamen
3. een wc-bril
♢ Doe de bril omlaag als je klaar bent.
4. een oog of open steun aan een werktuig
5. een opening in een seinarm waar een gekleurde ruit in geplaatst kan worden
bril - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brillen
♢ Ik bril
2. gebiedende wijs van brillen
♢ bril!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brillen
♢ bril je?
Antoniemen
blinddoek
Verwante begrippen
[1] loep, [1] masker, [1] microscoop, [1] verrekijker, [1] telescoop
Gepubliceerd op 10-11-2017
bril
betekenis & definitie