bragel - Zelfstandignaamwoord
1. vette, buitendijkse zeeklei
♢ Allemaal liggen ze, net als ik, muurvast in de bragel.<ref>blz 70 Bragel<br>Henk Goudappel<br>Lulu.com, 2007<br>ISBN 9090221255, ISBN 9789090221250</ref>
2. onzin, gezwam, geleuter
♢ Wat een bragel verkoopt die man, zeg!
Woordherkomst
Leenwoord uit het Nedersaksisch (Gronings).
Gepubliceerd op 10-11-2017
bragel
betekenis & definitie