bracha - Zelfstandignaamwoord
1. (Jiddisch-Hebreeuws) zegenspreuk, lofzegging
Woordherkomst
Herkomst: Hebreeuws
Verwante begrippen
Berachot, nabracha, sjeva brachot, voorbracha, Wezot Habracha, Jiddisj: brooche
Gepubliceerd op 19-10-2017
bracha
betekenis & definitie