Gepubliceerd op 10-11-2017

boosheid

betekenis & definitie

boosheid - Zelfstandignaamwoord
1. de hoedanigheid van het boos zijn
Schelden uit boosheid.
2. de hoedanigheid van het kwaadaardig zijn

Woordherkomst
Afgeleid van boos met het achtervoegsel -heid.

Synoniemen
[1] kwaadheid, nijd
[2] boosaardigheid, kwaadaardigheid, kwaadwillendheid, kwaadwilligheid, perversiteit, slechtheid, verdorvenheid

Antoniemen
[2] goedheid, goedaardigheid, goedwillendheid

Verwante begrippen
[1] ergernis, frustratie, irritatie, rancune, woede, wrevel, wrok, [2] schadelijkheid