bonzen - Werkwoord
1. (inerg) bij herhaling slaande, een luid, laag geluid maken
♢ Zij bonsden hard op de deur en riepen: "open de deur!".
2. heftig kloppen (van het hart)
♢ Zijn hart bonsde heftig toen hij zijn geliefde in het oog kreeg.
bonzen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bons
Gepubliceerd op 10-11-2017
bonzen
betekenis & definitie