bokaal - Zelfstandignaamwoord
1. groot sierglas of sierbeker op een voet waaruit meerdere mensen kunnen drinken
♢ De tentoonstelling geeft een interessante inkijk in de privé-levens van de getoonde kunstenaars. Er is een bokaal te zien die Charles Robert Ashbee in 1893 cadeau gaf aan zijn homoseksuele vriend James Headlam, toen die trouwde met een vrouw. In de bokaal staat gegraveerd: ‘ter gelegenheid van zijn betreurenswaardige overgang naar de huwelijkse staat’. Met wat fantasie zijn in de steel en oren, beide van bollen voorzien, fallussen te zien.
2. wedstrijdbeker
♢ Zaterdag behaalde de 28-jarige Oostenrijker de eindzege in het wereldbekerklassement op de reuzenslalom. Een dag later volgde bokaal nummer veertien na de door zijn landgenoot Michael Matt gewonnen slalom.
Woordherkomst
uit het Latijn
Synoniemen
[1] roemer, kelk
[2] cup, wedstrijdbeker
Gepubliceerd op 10-11-2017
bokaal
betekenis & definitie