Gepubliceerd op 10-11-2017

boezeroen

betekenis & definitie

boezeroen - Zelfstandignaamwoord
1. arbeiders hemd van grof linnen meestal blauw gekleurd met lange mouwen
Ik wil met Adriaan van Dis over zijn vader en moeder praten, de boeken die hij over hen schreef. Indische duinen . Ik kom terug. Hij wil over Europa praten, hoe dat „verkleurt”, over witte mannen, hoe hun „hegemonie verdwijnt”. Maar waar beginnen we mee als we tegenover elkaar aan tafel zitten? Restaurant De Kas in Amsterdam-Oost. Hij draagt een bruin geruite boezeroen, waarvoor hij zich later nog verontschuldigt. Vergeten een normaal jasje aan te trekken. Krijg je als je in de Achterhoek woont. Voor je het weet ben je een halve boer.

Woordherkomst
uit het Frans

Uitdrukkingen en gezegden
♦ Jan boezeroen
de arbeiders
♦ Jan Pet en Piet Boezeroen
de arbeiders

Synoniemen
overhemd, kiel, hes, schort, shirt, werkkiel, kazak,