blootshoofds - Bijwoord
1. zonder hoed of ander kledingstuk dat het hoofd bedekt
♢ Maria deed haar hoofddoek af, waste zich en blootshoofds, de mouwen van haar hemd opgerold tot aan haar ellebogen, maakte ze koffie.
Woordherkomst
samenstellende afleiding van bloot (bijvoeglijk naamwoord) en hoofd (zelfstandig naamwoord) met het invoegsel -s- en met het achtervoegsel -s
Gepubliceerd op 30-10-2017
blootshoofds
betekenis & definitie