blak - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder rimpels of golven (water)
♢ Zwaar sloegen de pijlstaarten met hun plat schollige lijven over het blakke water, ...<ref>Panharing-visschen G. Simons<br>blz. 220 Groot Nederland, Volume 1<br>Uitgeverij Van Holkema & Warendorf, 1904</ref>
2. open, effen (landschap)
♢ Hij opende de schuurpoort en zag hoe de maan teruggerezen was over het blakke land.<ref>blz 369. Verzameld werk, vol 1<br>:w:Filip De Pillecyn|Filip de Pillecyn<br>Boekengilde De Clauwaert 1959</ref>
3. blakend, sterk schijnend
♢ Hij liep te zweten in de blakke zon.
Uitdrukkingen en gezegden
♦ ten blakke komen
voor de dag komen
Gepubliceerd op 30-10-2017
blak
betekenis & definitie