bezorgen - Werkwoord
1. (ditr) iemand iets ~: bij iemand aan huis afleveren
♢ Hij kreeg een groot pak bezorgd.
2. (ov) bij iemand veroorzaken
♢ Je bezorgt me hartkloppingen met dat lawaai.
3. (ov) goederen op een bepaalde plaats brengen, bestellen
♢ Ik bezorg iedere week de boodschappen bij de mensen thuis.
4. (ov) verschaffen
♢ Ik kan je alles bezorgen wat je nodig hebt.
Woordherkomst
afgeleid van zorgen met het voorvoegsel be-
Gepubliceerd op 10-11-2017
bezorgen
betekenis & definitie