bezoedelen - Werkwoord
1. (ov) te schande maken
♢ De goede naam werd door dit geval bezoedeld.
2. (ov) vuil maken
♢ Het riviertje was met olie bezoedeld.
Woordherkomst
afkomstig uit het Duits besudeln (met het voorvoegsel be-)
Synoniemen
[1] schandvlekken, onteren
[2] bevuilen, verontreinigen
Gepubliceerd op 10-11-2017
bezoedelen
betekenis & definitie