bezocht - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van bezoeken
♢Ik bezocht
♢Jij bezocht
♢Hij, zij, het bezocht
1. voltooid deelwoord van bezoeken
bezocht - Bijvoeglijk naamwoord
1. bezoekers ontvangend
2. getroffen door onheil
Woordherkomst
vervoeging van het sterke werkwoord bezoeken
Gepubliceerd op 10-11-2017
bezocht
betekenis & definitie