bescheiden - Bijvoeglijk naamwoord
1. geen te hoge verwachtingen van zichzelf hebbend
♢ Hij is een zeer bescheiden jongen, maar hij heeft veel talent.
2. niet de indruk makend te hoge verwachtingen van zichzelf te hebben
♢ Hij stelde zich bescheiden op.
3. niet groots of talrijk
♢ Met bescheiden hulpmiddelen trok hij het oerwoud in.
4. niet opdringerig
♢ Naar mijn bescheiden mening is dat niet waar.
bescheiden - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bescheid
bescheiden - Werkwoord
1. (ov) (verouderd) over iemand beslissen, iets bepalen
♢ Niemand weet wat God over hem bescheiden heeft.
bescheiden - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van bescheiden
Woordherkomst
afgeleid van scheiden met het voorvoegsel be-
Synoniemen
schaars, spaarzaam
Antoniemen
[1] arrogant, hoogmoedig, verwaand
[2] bombastisch, groots, grotesk, overvloedig
[3] opdringerig
Gepubliceerd op 10-11-2017
bescheiden
betekenis & definitie