Gepubliceerd op 10-11-2017

berouwen

betekenis & definitie

berouwen - Werkwoord
1. (refl) zich ~ over; met persoon als onderwerp: spijt hebben van iets
Lange berouwt zich nu over zijn hand- en spandiensten aan de grote fraudeurs.
2. (onpr) met persoon als meewerkend voorwerp: spijten
Het berouwde hem nog lang dat hij dat gedaan had.

Woordherkomst
Van (S) berowen, berouwen, van (S) beruuuan, biriuwon
afgeleid van rouwen met het voorvoegsel be-

Uitdrukkingen en gezegden
Berouw komt na de zonde
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
Berouw komt steeds te laat
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw