berouwen - Werkwoord
1. (refl) zich ~ over; met persoon als onderwerp: spijt hebben van iets
♢ Lange berouwt zich nu over zijn hand- en spandiensten aan de grote fraudeurs.
2. (onpr) met persoon als meewerkend voorwerp: spijten
♢ Het berouwde hem nog lang dat hij dat gedaan had.
Woordherkomst
Van (S) berowen, berouwen, van (S) beruuuan, biriuwon
afgeleid van rouwen met het voorvoegsel be-
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Berouw komt na de zonde
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
♦ Berouw komt steeds te laat
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
Gepubliceerd op 10-11-2017
berouwen
betekenis & definitie