Gepubliceerd op 10-11-2017

behang

betekenis & definitie

behang - Zelfstandignaamwoord
1. ter versiering op de muur aangebrachte papieren bedekking
Het wordt tijd voor een nieuw behangetje.
2. haren aan de onderbenen van een paard
Friese paarden hebben een fraai behang

behang - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behangen
♢ Ik behang
2. gebiedende wijs van behangen
behang!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behangen
behang je?

Woordherkomst
afgeleid van hang (stam van het werkwoord hangen) met het voorvoegsel be-