amen - Tussenwerpsel
1. dat zij zo, een slotwoord van gebeden en preken
♢ In België wordt de uitdrukking "Amen en uit!" gebruikt, waar in het Nederlands "Punt uit!" voor gebruikt wordt.
amen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aam
amen - Zelfstandignaamwoord
1. (Jiddisch-Hebreeuws) term waarmee de geldigheid wordt bevestigd van iets dat gezegd is: het zij zo, het is zo (30×: Num. 5:22, Deut. 27:15 +, 1 Kon. 1:36, Jes. 65:16 met tekstkritiek, Jer. 11:5 +, Ps. 41:14, Neh. 5:13 +, 1 Kron. 16:36; ook 129× in NT)
Woordherkomst
Herkomst: Hebreeuws (gangbare Nederlandse versie), letterlijk: 'vast'
Verwante begrippen
Hebreeuws (transcriptieversie): ameen, Jiddisj: omein
Gepubliceerd op 31-10-2017
amen
betekenis & definitie