afwezig - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet op een bepaald tijdstip en plaats
* Hij was afwezig op de vergadering, want hij was ergens anders.
3. geestelijk afgeleid, verstrooid
♢ Hij was afwezig op de vergadering, want je zag hem indutten.
Woordherkomst
Samenstellende afleiding van af en de stam van wezen met het achtervoegsel -ig
Synoniemen
absent
Antoniemen
aanwezig
Gepubliceerd op 31-10-2017
afwezig
betekenis & definitie