Gepubliceerd op 31-10-2017

aftrekken

betekenis & definitie

aftrekken - Werkwoord
1. (ov), (wiskunde) rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
Als je drie van vijf aftrekt, krijg je twee.
2. (ov) iets met een trekkende beweging losmaken, verwijderen door te trekken
Hij heeft vandaag het blaadje van de scheurkalender afgetrokken.
3. (ov) de trekker van een pistool overhalen
4. (ov) korten
Wij willen graag deze kosten aftrekken.
5. (ov) (Limburg) een foto (van iets of iemand) maken
Als u in het hokje gaat zitten trek ik u zo meteen af.
6. (ov) (Limburg) de wc doorspoelen
Vergeet niet de wc af te trekken nadat je geplast hebt!
7. (Noord-Nederland) (refl) zich ~: masturberen van een man.
8. (ov) een man met de hand seksueel bevredigen
9. (ov) een infusie (aftreksel) maken van iets
Men kan het zaad ook wel in wijn aftrekken of thee maken van de bladeren.
10. ergatief (militair) het strijdperk of de belegering verlaten, zich verwijderen, weggaan
Toen de vijand eindelijk afgetrokken was, haalde de hele bevolking opgelucht adem en werd er feest gevierd.

aftrekken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aftrek

Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en trekken(werkwoord)

Synoniemen
[6.] afrukken
af·trek·ken