aftrainen - Werkwoord
1. langzamerhand minder gaan trainen zodat het lichaam zich op een gezonde manier kan aanpassen aan minder fysieke inspanning
♢ Hij fietst nog wel. Beetje aftrainen. Het NK tegenwindfietsen van 20 november had hij heus gewonnen als de wind niet in het voordeel van zijn tegenstanders was gaan waaien. „Ik reed me helemaal leeg. Normaal is dat genoeg. Zo goed ben ik nog wel”.
Woordherkomst
samenstelling van af en trainen
Gepubliceerd op 31-10-2017
aftrainen
betekenis & definitie