afstoten - Werkwoord
1. (ov) van de hand doen
♢ Het bedrijf wilde zijn productie afstoten.
2. (inerg) als eerste een bal stoten
♢ De spelers hadden getost om wie de biljart mocht afstoten.
3. (medisch) herkennen als niet lichaamseigen en dan met een ontstekingsreactie uit het lichaam verwijderen
♢ Het lichaam stootte het donorhart af.
4. niet meer met iemand willen omgaan
♢ Hij stootte zijn beste vrienden van zich af.
Woordherkomst
samenstelling van af en stoten
Verwante begrippen
verdringen, verduwen, wegdringen, wegduwen, wegstoten
Gepubliceerd op 31-10-2017
afstoten
betekenis & definitie