afslaan - Werkwoord
1. (ov) iets weigeren aan te nemen
♢ Hij sloeg een tweede borrel af omdat hij nog moest rijden.
2. (ov) door een slaande beweging iets omlaag doen bewegen
♢ Deze thermometer moet nog afgeslagen worden.
3. (ov) een aanval succesvol het hoofd bieden, verdrijven
♢ De aanval werd echter afgeslagen.
4. (ov) bij afslag veilen
5. ergatief zijwaarts gaan
♢ Hij sloeg naar links af.
6. ergatief ophouden te werken (van motoren etc.)
♢ De motorfiets sloeg af.
7. (ov) in prijs minder worden
♢ In de uitverkoop werd de prijs afgeslagen.
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en slaan(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
afslaan
betekenis & definitie