afmaker - Zelfstandignaamwoord
1. iemand die een actie succesvol voltooit
♢ Opening met dynamiet. Een nachtmerriescenario voor Feyenoord, na tien minuten zakt spits en eredivisietopscorer Nicolai Jørgensen naar de grond: achillespeesblessure. Ook dat nog. Exit Jørgensen, zo evident als afmaker en aanspeelpunt. Michiel Kramer vervangt hem. Feyenoord is onherkenbaar, is bang om te voetballen, met de terugspeelballen op doelman Brad Jones als weerspiegeling van de angst.
2. in een komisch duo degene die de pointe plaats
♢ In het duo w:Rijk de Gooyer|Rijk de Gooyer en w:John_Kraaijkamp_sr.|Johnny Kraaijkamp was Johnny Kraaijkamp de afmaker.
3. iemand die een ander persoon of dier afmaakt, een moordenaar, een doder
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van afmaken met het achtervoegsel -er
Antoniemen
aangever, voorbereider
Gepubliceerd op 31-10-2017
afmaker
betekenis & definitie