afkomen - Werkwoord
1. ergatief op iemand ~: iemand -soms dreigend- benaderen
2. ergatief ~ van: van een probleem bevrijd worden, kwijtraken
♢ Hij zal niet gemakkelijk van die schulden afkomen.
3. ergatief ~ van: zijn oorsprong vinden, afstammen
♢ Volgens mij komt dat van de Byzantijnen af.
4. toegewezen of betaald worden
♢ Die late betaling kwam eindelijk af.
5. naar beneden komen, weg komen, langs komen
♢ Hij kwam de trap af
6. officieel bekend gemaakt worden
♢ Deze benoeming zal spoedig afkomen
7. op bezoek komen, langskomen
♢ Ik kom morgen eens af
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en komen(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
afkomen
betekenis & definitie