afgericht - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van africhten
1. vormt de voltooide tijden
♢ Hij heeft de grote witte wolfshond afgericht om zijn kudde schapen te bewaken.
2. vormt de lijdende vorm
♢ Hulphonden worden inmiddels ook afgericht om autistische kinderen en kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen te helpen.
3. attributief gebruikt
♢ Met speciaal afgerichte honden en varkens wordt gezocht naar bosvruchten.
4. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
♢ De honden zijn afgericht voor het zoeken naar truffels.
Gepubliceerd op 31-10-2017
afgericht
betekenis & definitie