achteruit - Zelfstandignaamwoord
1. (techniek) een versnelling die een mechaniek in achterwaartse richting doet teruglopen
♢ Als je hem in z'n achteruit wilt zetten moet je de pook naar beneden drukken.
achteruit - Bijwoord
1. naar achteren gericht, in achterwaartse richting
♢ Hij moest door de achterruit kijken doen hij met zijn auto achteruit reed.
2. in ongunstige richting.
♢ De zieke patiënt ging ineens snel achteruit en was de volgende dag overleden.
Woordherkomst
samenstelling van achter en uit
Synoniemen
achterwaarts, rugwaarts, terug
Gepubliceerd op 31-10-2017
achteruit
betekenis & definitie