achteren - Bijwoord
1. van ~ aan de achterzijde, vanaf de achterzijde
♢ Het huis is van achteren opnieuw geverfd.
♢ De agent werd van achteren aangevallen.
2. naar ~ in achterwaartse richting
♢ Zij kamde haar haar naar achteren.
3. van voren tot achteren: geheel en al
♢ Het schip werd van voren tot achteren overspoeld door de plotselinge golf.
4. (verouderd) ten ~: achterlijk, achterlopend
♢ Deze klok loopt ten achteren.
♢ Gij zijt ten achtren, Roen! Schud af die malle droomen!
Woordherkomst
Afleiding van achter met het achtervoegsel -en.
Antoniemen
voren
Gepubliceerd op 31-10-2017
achteren
betekenis & definitie