abraham - Zelfstandignaamwoord
1. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) pop die Abraham voorstelt, gegeven aan mannen die vijftig jaar worden, gemaakt van brooddeeg, speculaas of ander materiaal; oorsprong is vermoedelijk een interpretatie van Joh. 8:57 waarbij iemand die vijftig jaar is, Abraham gezien zou hebben
♢ Hij kreeg een abraham op zijn 50e verjaardag.
Woordherkomst
Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm), letterlijk: ontlening aan 'Abraham'
Verwante begrippen
sara
Zie ook
Abraham
Gepubliceerd op 31-10-2017
abraham
betekenis & definitie