aankleden - Werkwoord
1. meubileren, van toebehoor of uitbreiding voorzien, decoreren, versieren
♢ We kunnen de vergelijking aankleden met een voorbeeld uit de praktijk.
2. iets of iemand kleren aandoen
♢ In de Amerikaanse stad New Jersey heeft een familie hun zelfgemaakte naakte sneeuwvrouw moeten aankleden nadat ze klachten hadden gekregen van de buren.
3. (refl) zich ~: zijn kledij aantrekken
♢ Zij was bezig zich aan te kleden.
Woordherkomst
samenstelling van aan(voorzetsel) en kleden(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
aankleden
betekenis & definitie