aangestoken - Bijvoeglijk naamwoord
1. met een begin van rotting
♢ Bij voor winterprovisie opgeslagen appels en peren kunnen aangestoken exemplaren het gave fruit aansteken.
2. besmet
♢ De aangestoken kinderen kregen nu ook de mazelen.</ref>
aangestoken - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van aansteken
Gepubliceerd op 31-10-2017
aangestoken
betekenis & definitie