aangeschoten - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van aanschieten
aangeschoten - Bijvoeglijk naamwoord
1. getroffen
♢ Tijdens de oorlog kwam er een keer een aangeschoten bommenwerper brandend overvliegen.
2. een beetje dronken
♢ Hij fietste in aangeschoten toestand naar huis.
3. (voetbal: hands) onopzettelijk
♢ Hij wist na het aangeschoten hands een doelpunt te maken.
Gepubliceerd op 31-10-2017
aangeschoten
betekenis & definitie