Dezen traden op als leermeesters van redeneerkunst om met behulp daarvan over de menigte te kunnen heerschen in een democratische samenleving, en die dan ook tot dat doel aangewend werd door demagogen en politici, die het wijsgeerig denken misbruikten om te pralen of om zich macht en invloed te verwerven. De Sophisten, die zich voor hunne lessen deden betalen en waartoe o.a.
Protagoras en Gorgias behoorden, leerden o.a. dat eene objectieve kennis niet bestaat, slechts eene subjectieve volgens oogenblikkelijke geestesgesteldheid. Alle waarheid was volgens hen slechts betrekkelijk; evenals de deugd waarvan het begrip zich wijzigt naargelang van stand, leeftijd enz.In verloop van tijd heeft reeds sedert de dagen van Aristoteles het woord „sophisme” de ongunstige beteekenis verkregen van drogreden of spitsvondigheid, al verdienden de oorspronkelijke sophisten allerminst algemeen zulk een minachtende beoordeeling.