(van Lat. psittacus — papegaai). Het gedachtenloos napraten van woorden, zonder daarmede gepaard gaande heldere voorstelling van hun beteekenis en zonder den rechten zin er van te begrijpen.
De woorden worden aan anderen ontleend zonder dat hun gewicht wordt beseft en ook zonder dat men de er in neergelegde gedachten zich zoekt eigen te maken. Zoo worden allerlei zinledige phrasen botweg overgenomen en wordt allerlei schijngeleerdheid uitgekraamd. De woorden kunnen welgekozen zijn, maar zonder dat er eene correspondeerende gedachte aan ten grondslag ligt: het blijven klanken zonder eenige persoonlijke waarde. — Reeds bij Leibniz schijnt het woord voor te komen.