Lett. uitblussching; in de Indische philosophie de eindstaat van gelukzaligheid der Boeddhisten, waarbij alle menschelijke begeerten en onvolkomenheden zijn opgeheven en alle persoonlijk wilsleven is teniet gedaan, terwijl in de plaats daarvan eene volkomen zielsrust is bereikt en niet slechts het lijden, maar ook de verdere wedergeboorte is opgelost. De bevrijding derhalve uit de Sansara of eeuwigen maalstroom, welke bevrijding en verlossing in buitengewone gevallen wel alreede tijdens het aardsche leven is te erlangen, maar gewoonlijk eerst optreedt bij het ophouden der wedergeboorte.
Het nirwana vertegenwoordigt een staat van zaligheid die, ook al kan deze slechts in negatieve uitdrukkingen worden weergegeven, toch een positief karakter draagt, en die een ophouden insluit van alle hunkeren naar individueel bestaan en een opheffing van alle bedriegelijke illusie.