Een woord, gebruikt in veelzijdige en uiteenloopende beteekenissen, maar alle een tegenbeeld vormend van het realisme. In de ethiek wordt het woord gebezigd in den zin van eene erkenning van zedelijke idealen; in de aesthetica in dien van neerlegging der schoonheid in de idee, zich uitbeeldend in de uitwendige verschijning, mede in tegenstelling van alle formalisme, impressionisme en sensualisme.
Voornamelijk evenwel spreekt men van idealisme in de kenleer, om daarin eenerzijds bij Berkeley met zijn ontkenning der materie, anderdeels in de leer van het solipsisme zijn toppunt te bereiken. Bij Kant verkrijgt het idealisme eene kritische of transscendentale, bij Hegel eene absolute logistische gedaante.