(Gr. , eender, gelijk). Voortgekomen uit dezelfde morphologische deelen en dus in dat opzicht gelijkwaardig en overeenstemmend, ofschoon bedeeld met verschillende functies; zoo b.v. zwemblaas en long, vogelvleugel en voorpoot.
Omgekeerd noemt men in de biologie analoog die lichaamsdeelen, welke wèl eenzelfde functie vervullen maar afstammen van morphologisch verschillende organen; zoo b.v. de trachaeën en de longen, de insecten- en de vogelvleugels. Deze tegenstelling tusschen homoloog en analoog werd door Ray Lankester aangeduid met de woorden homogenisch en homoplastisch.