(Gr. , hond*): Eig. onbeschaamdheid, een naam toegepast op de school van Antisthenes, die niet slechts alle weelde veroordeelde, maar die ook al wat tot de stoffelijke behagelijkheid van levensvoering behoort minachtte en als onnatuurlijk en overbodig verwierp. Eerst door van al zulke begeerten af te zien werd de mensch waarlijk vrij.
Uit die school is vooral beroemd geworden Diogenes en diens ontmoeting met Alexander. In later tijd werd de leer gematigd en verzacht tot een menschwaardiger en edeler zedeleer in het Stoïcisme van Zeno. In het gewone leven noemt men ook wel cynisch dengene, die hardvochtig en ongevoelig is in zijn uitlatingen.*) Het is niet geheel zeker of de naam oorspronkelijk bedoeld was als een scheldwoord, dan wel, wat waarschijnlijker mag heeten, eenvoudig afstamt van het gymnasium Cynosarges, waar de leerlingen van Antisthenes plachten samen te komen.