(Gr. , begrenzen, dus eig. afgrenzing1). Het woord, reeds gebezigd door Hippocrates, duidt aan eene korte, nauwkeurige en kernachtige uitspraak, in welke een voor het leven bruikbare sententie is neergelegd, betrekking hebbend op een omgrensd gebied en bij voorkeur zich bewegend op dat der moraal.
Reeds Heraklitus en Demokritus muntten uit in het geven van zulke leerrijke en behartigenswaardige zinspreuken; gelijk in later tijden vooral Fransche schrijvers als La Rochefoucauld en Vauvenargues daarin hebben uitgeblonken.1) Hetzelfde beeld vindt men in het woord „term” van terminus, evenals in ons „omlijning” of „omschrijving”, terwijl ook in het Latijnsche „definitio” het begrip finis = einde vervat is.