(Lat. van absurdus = onwelluidend, valschklinkend; overdr. onzinnig). Ongerijmd, zinloos.
Ad absurdum voeren = een bewering weerleggen door haar ongerijmdheid bloot te leggen, en wel door aan te toonen dat eene gevolgtrekking, waartoe zij noodwendig zou moeten leiden, onmogelijk als waarheid is te aanvaarden.