Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Tempelier

betekenis & definitie

Tempelier of Tempelheer. „Hij drinkt als een tempelier," zegt men wel eens, zonder misschien den oorsprong te kennen van deze uitdrukking, die eigenlijk een grove lastering bevat. De orde der Tempeliers werd in 1118 opgericht door Hugues de Payns en acht andere Fransche ridders, die Godfried van Bouillon ten kruistocht gevolgd waren.

In den beginne noemden zij zich Arme Christus- ridders en vormden een soort marechaussee voor Palestina. Den naam van Tempeliers namen zij eerst aan onder Boudewijn II, koning van Jeruzalem, die hun een paleis had afgestaan naast den ouden tempel van Salomo. Zij werden als kloosterorde erkend in 1128 op het Concilie van Troyes (Frankrijk), waarop Hugues de Payns, die de eerste Grootmeester (overste) der orde was, aan de vergaderde bisschoppen vroeg hen een regel op te maken. Men beweert, dat de H. Bernardus met dit werk belast werd en dat de regel zeer streng was. De orde was verdeeld in vier klassen: ridders, die allen van adel moesten zijn, schildknapen, leeke- broeders en priesters.
In het Oosten vormden zij de voorhoede der Christen Legers; hun doel was het bestrijden der ongelovigen en de verdediging en bewaring van het H. Graf. Hiervoor verkregen zij van lieverlede groote giften, ook aan grondbezit in verschillende landen van Europa. Deze eigendommen wekten ten slotte de hebzucht van den Franschen koning Filips IV op; hij beschuldigde de Tempelieren van allerlei slechte dingen, o. a. ook van dronkenschap, en wist zo te bewerken, dat de orde werd opgeheven (1312). De meeste hunner goederen, vooral in Frankrijk, kwamen aan den landvorst.

< >