Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Kardinaal

betekenis & definitie

Een Kardinaal noemt men de zeventig prelaten, die èn de kiezers, en de raadgevers èn de ministers zijn van den Paus. Het eerst werd die titel gedragen door enkele grote waardigheidsbekleders van keizer Honorius en van diens onmiddellijke opvolgers; tegen het eind der 7e eeuw werd hij gegeven aan enkele priesters en diakens der R.-K. Kerk, die een vaste betrekking bekleedt, en eerst in de 8ste eeuw werd hij ingevoerd aan het pauselijke hof, waar alleen de legaten (de afgevaardigden bij andere hoven) dien titel droegen.

De eerst bekende was Petrus, een der drie pauselijke legaten bij het Concilie van Constantinopel in 879. Van lieverlede steeg hun aanzien zeer; zo verkregen zij achtereenvolgens den voorrang boven de bisschoppen, den roden hoed, den vorstelijke mantel en den titel van Eminentissimi. Het concilie te Bazel wilde hun getal tot 24 beperken, doch Sixtus V stelde op voor- beeld van de 70 Oudsten bij de Israëlieten het getal op 70 vast. Het college van kardinalen heeft sedert 1059 het recht van de Pauskeuze, eveneens een adviserende stem in alle gewichtige kerkelijke zaken, waarin de Paus beslist. Verder treden zij meer zelfstandig op in de zoogenaamde „congrégation", dat zijn als het ware commissiën uit het gezamenlijke college van kardinalen, elk met een bijzondere taak belast, bijv. de congregatie voor het onderzoek van ketterijen; de congregatie voor de bewerking van- den index (= lijst van verboden boeken), de congregatie voor de missie (zending), enz. De kardinalen worden benoemd door den Paus (natuurlijk als er een plaats in de 70 zetels is opengevallen), meestal Italianen. De benoeming wordt den cardinaal bekend gemaakt door de overreiking van den hoed.

< >