De taalgeleerden zijn na langdurig onderzoek tot de slotsom gekomen, dat de meeste talen van Europa benevens die van Midden-Azië van één grondtaal afstammen. Deze oertaal moet reeds duizenden jaren vóór Chr. gesproken zijn door een volk, dat men nu eens Ariërs, dan weer Indo-Europeanen of Indo-Germanen noemt. Aanvankelijk meenden de taalgeleerden, dat dit volk oorspronkelijk in Azië en wel in Iran oï Indië gewoond heeft, en zoo noemden zij het Ariërs, daar de Indiërs en de bewoners van Iran hun voorvaderen Ariërs noemden. Om echter ook aan te duiden, dat de latere Europeanen van dit oervolk afkomstig zijn, wordt het ook wel Indo-Europeanen of, vooral door de Duitse taalgeleerden, Indo-Germanen genoemd.
Waar dit oervolk gewoond heeft, is niet meer met zekerheid vast te stellen; de Indische bakermat is echter opgegeven: men denkt nu aan Zuid-Rusland of in den laatsten tijd aan Noord-Duitsland en Zuid-Zweden; zelfs komt thans reeds Noord-Frankrijk in aanmerking.