Gouden roos. (Lat.: rosa aurea.) Jaarlijks op den vierde Zondag in de vasten wordt door den Paus in tegenwoordigheid der car- dinalen een gouden roos, of eigenlijk een rozentuiltje gewijd, die hij na de H. Mis in een kostbare vaas zet, om ze dan beide als bijzondere onderscheiding aan een vorstelijk persoon te zenden, die zich op de een of andere wijze bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt. Dit gebruik dateert al uit den tijd van Paus Leo IX.
Bij de troonsbestijging onzer Koningin (1898) heeft de Paus laten onderzoeken, of er voorbeelden waren geweest, dat de Gouden Roos ook aan niet-katholieke vorsten of vorstinnen was vereerd; de Paus had nl. het voornemen in dat geval aan onze Koningin de onderscheiding te verlenen. Daar zich echter de precedenten daartegen bleken te verzetten, zond de Paus aan de Koningin een prachtig mozaïek, begeleid van een eigenhandig geschreven gelukwensch met Haar troonsbestijging.