De Phrygiërs (in Klein-Azië) verlangden eens een koning en raadpleegden het orakel (de godsspraak). Zij ontvingen nu de aanwijzing, dat zij degene, die, op een wagen zittend, hen op weg naar den tempel van Zeus zou ontmoeten, tot koning zouden uitroepen. Deze onderscheiding viel aan zekeren Gordius te beurt, die na zijn kroning de stad Gordium stichtte.
Uit dankbaarheid wijdde Gordius den wagen, die hem zoveel geluk had aangebracht, aan Zeus; hij plaatste het voertuig in den tempel en liet den dissel door een kunstige knoop vastmaken. Weldra ontstond onder het volk het geloof, dat degene, die deze knoop zou kunnen losmaken, heerservan Azië zou worden. Toen Alexander de Groote in 333 v. C. ook in den tempel van Zeus (te Gordium) kwam, beproefde hij den knoop te ontwarren, doch daar dit niet gelukte, hakte hij hem met zijn zwaard eenvoudig door. Werkelijk onderwierp hij weldra Azië. Thans beteekent „den Gordiaanse knoop doorhakken": een ingewikkelde zaak door een kordaat besluit tot een oplossing brengen.