Roland Pfau
In de context van gesproken taal is de betekenis van hoofdschudden vrijwel universeel. Een mogelijke oorzaak daarvoor werd rond 1847 vastgesteld door Charles Darwin, die opmerkte dat baby’s tijdens de borstvoeding hun hoofd opzij draaien als ze genoeg gedronken hebben. Die uiting van weigeren heeft een fysieke oorzaak: baby’s hebben onvoldoende kracht in hun nekspieren om hun hoofd omhoog of omlaag te bewegen, zijwaarts lukt dat wel. Darwins theorie wordt ondersteund doordat mensen die blind worden geboren exact hetzelfde doen. Het is dus geen nabootsing van iets wat je anderen ziet doen. Vanaf een leeftijd van ongeveer 12 maanden passen kinderen het hoofdschudden toe in een communicatieve situatie: ik wil dit niet. Het is non-verbale communicatie geworden.
Maar hoe zit dat in gebarentaal? Uit onderzoek blijkt dat in verschillende gebarentalen hoofdschudden op een meer systematische manier wordt gebruikt; het is dus onderdeel van de grammatica, wat wil zeggen dat het volgens bepaalde regels wordt gebruikt.
Gebarentalen verschillen qua structuur van elkaar, en ze zijn geen kopie van de omringende gesproken taal. Om die reden verschillen Britse en Amerikaanse Gebarentaal heel erg van elkaar, ondanks dat in die gebieden dezelfde taal wordt gesproken. Deze gebarentalen zijn onafhankelijk van elkaar ontstaan toen dove mensen met elkaar in contact kwamen, bijvoorbeeld op een dovenschool. De Amerikaanse Gebarentaal weerom heeft zijn oorsprong in Frankrijk, omdat rond 1816 een dove leraar van Parijs een dovenschool in Connecticut opzette.
Het gebruik van hoofdschudden verschilt eveneens per gebarentaal. In veel gebarentalen (bijv. ook de Nederlandse Gebarentaal) is het hoofdschudden soms de enige indicatie dat het om een ontkenning gaat. De manuele gebaren voor de zin: ‘ik koop dit boek’ zijn dezelfde als voor de zin ‘ik koop dit boek niet’, met alleen het hoofdschudden, dat simultaan met de manuele gebaren wordt uitgevoerd, als differentiatie.
Maar dit geldt niet voor elke gebarentaal. In Italiaanse Gebarentaal bijvoorbeeld heb je een manueel gebaar nodig om ontkenning uit te drukken. Voor gebarentaalwetenschappers is het buitengewoon interessant om te zien dat gebarentalen op die manier van elkaar verschillen: Hoofdschudden heeft in sommige gebarentalen dus een puur grammaticale functie, en in sommige gebarentalen helemaal niet. Gebarentaal is, net als gesproken taal, voortdurend in beweging.