Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Suriname-commissie

betekenis & definitie

Aldus wordt genoemd de commissie, krachtens Koninklijke machtiging, verleend bij K.B. van 11 Maart 1911 no. 45, ingesteld bij besluit van den Minister van Koloniën van 11 Maart 1911 afd. B. no. 56, tot het instellen van een onderzoek naar den economischen en financieelen toestand van Suriname, met opdracht om van advies te dienen omtrent de maatregelen, welke ter verbetering van dien toestand behooren genomen te worden.

Aanleiding tot de instelling der commissie is geweest een toezegging van den Min. van koloniën bij gelegenheid van het debat in Dec. 1910 in de Tweede Kamer betreffende de staking der bacoven-cultuur (zie BACOVE). De commissie bestond uit 7 leden, n.l. Dr. D. Bos, lid van de Tweede Kamer, lid en voorzitter, W.H. Bogaardt, lid van de Tweede Kamer, G.A.A.

Middelberg, lid van de Tweede Kamer, Mr. Dr. A. Van Gijn, Thesaurier-Generaal, J. van Vollenhoven, oud-hoofdadministrateurder Deli-maatschappij, D.H. Havelaar, oud-ondervoorzitter van den Raad van Bestuur in Suriname, wethouder der gemeente Rotterdam, A.A. ter Laag, oud-notaris in Suriname, notaris hier te lande, leden en Mr. Dr.

S.J.R. de Monchy, hoofdcommies ter Provinciale Griffie van Zuid-Holland, secretaris. Nadat hier te lande gegevens verzameld waren vertrok op 28 April een sub-commissie, bestaande uit Dr. D. Bos, J. van Vollenhoven en Mr. de Monchy naar Suriname, ten einde in overleg met den Gouverneur gegevens op economisch en financieel gebied te verzamelen, en den Gouverneur van advies te dienen nopens onderwerpen, voor dadelijke beslissing vatbaar of waarover de Gouverneur advies mocht verlangen. De sub-commissie kwam op 19 Mei te Paramaribo aan en vertoefde tot 28 Juni in de kolonie. Het zeer uitvoerige en belangrijke rapport der commissie is gedagteekend Sept. 1911 en in dat jaar verschenen bij M.

Nijhoff te 's Gravenh. De voornaamste voorstellen der commissie waren: de oprichting eener centrale landbouwbank (zie CREDIET-INSTELLINGEN), die tot heden - Mei 1916 - niet tot stand is gekomen, en een wijziging van het begrootingsrecht der kolonie, die in de kolonie en ook hier te lande veel bestrijding heeft gevonden (zie BESTUURSREGELING) en die de Minister van Koloniën, Mr. Pleyte, blijkens zijne rede in de Tweede Kamer op 17 Dec. 1914, op een belangrijk punt in strijd acht met de grondwet, eene meening, die in de Tweede Kamer niet onbestreden is gebleven (zie ook het art. van Mr. S.J.R. de Monchy, oud-Secr. der Suriname-commissie in De Nieuwe Courant van 26 Jan. 1915, Avondblad).De Kol. Verslagen 1912 en 1913 bevatten een hoofdstuk: Mededeelingen nopens hetgeen ten aanzien van de voorstellen der Suriname-commissie reeds is of wordt verricht.

< >