SUR. Slaven, die geen meester hadden, moesten zich van een straatvoogd voorzien; werd die niet gevonden, dan werd er ambtshalve een aangesteld, in verband met de te verleenen brieven van manumissie (Zie G.B. 1828, no. 5, art. 6, 1829, no. 1., art. 7, 1829, no. 10, art, 6 en 1830, no. 6, art. 2).

Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië
Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)