Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Pontvoerders

betekenis & definitie

heetten eertijds de personen, die in ponten de plantage-producten naar Paramaribo of naar de in lading liggende schepen vervoerden. Zij werden geadmitteerd en beëedigd en hadden zich te houden aan een instructie bij Publ. van 1 Febr. 1746 vastgesteld (Zie Hartsinck, II 684 en Surinaamsche Staatkundige Almanach voor den jaare 1795 door Charles Brouwn, blz. 158-160).

Bij Proclamatie van 2,4 en 6 Maart 1816 (G.B. no. 4) werd de instructie ‘gerenovelleerd’ en de pontvoerders ‘ten scherpste gelast daaraan zich stiptelijk te gedragen op poene van correctie naar bevind van zaken en verbeurte eener boete van vijfhonderd gulden ten behoeve van den Heer Eersten Raad-Fiskaal’. De vrachtloonen, die de pontvoerders mochten berekenen, waren bij Publ. vastgesteld en werden bij herhaling gewijzigd, het laatst in 1864. Door de gewijzigde toestanden heeft het bedrijf opgehouden loonend te zijn en vindt men geen speciale pontvoerders meer.

< >