Apengeslacht behoorende tot de familie der Cebidae (zie SIMIAE); het is gekenmerkt dooreen langen, naar beneden hangenden pluimstaart, terwijl vooral bij de mannetjes een dikke baard aanwezig is. Er komt in Suriname een soort voor, welke daar Joodaap en door de Karaïben Ksioe genoemd wordt.
Er zijn echter waarschijnlijk meer soorten die aldus betiteld worden, met name P. satanas uit Para (Brazilië); de Surinaamsche soort schijnt P chiropotes te zijn. Voor beiden wordt ook wel een afzonderlijk sub-genus, Chiropotes, aangenomen. Kenmerkend voor deze soorten is het feit, dat de dikke haren op den kop in het midden een keurige ‘scheiding’ vertoonen. De rug is geel-bruin, het aangezicht zwart, kop en pooten zwart-bruin. P chiropotes schijnt niet bijzonder veelvuldig voor te komen; hij leeft in groepjes van 4-6 in de bergstreken.Tot hetzelfde geslacht behoort de Wanakoe, N.E., door de Karaïben Arigi, door de Arowakken Hoea, in Fransch Guiana Maman Dinan genoemd. Terwijl het dier slechts een paar decimeter lang is, lijkt het grooter door de lange haren. Kleur donkergrijs of bruin. Aangezicht geel-wit, sterk behaard. Leeft in troepjes in de bosschen.
G.C.J.V.