Het regelen van de zaken van den godsdienst werd door den Staat der Vereenigde Nederlanden beschouwd als te behooren tot hare attributen. In het Octroy van 23 Sept. 1682 waarbij Suriname onder de directie kwam van de W.I.
Comp. werd die taak gelegd op de Bewinthebberen der Compagnie. Art. XXVIII luidde n.l.:‘Dat de voornoemde Bewinthebberen sullen moeten besorgen dat de Coloniers ten allen tyden zijn voorzien van een of meer Bedienaars des Goddelijken Woordts, na dat de gelegentheijdt van de Colonie het soude moghen komen te vereysschen, ten eynde de Coloniers ende de verdere Opgezetenen aldaar in de vreese des Heeren, en de Leere ter zaligheyt geleydt ende onderwesen mogen worden, mitsgaders tot het gebruyck der Heylighe Sacramenten bequame occasie hebben, sullende de voornoemde Predicanten niet by de voorsz. Compagnie, maar by de Coloniers en Opgezetenen selve onderhouden werden, uyt een middel ofte fonds dat den gemelten gouverneur en de Raden daar toe op approbatie van Bewinthebberen sullen mogen ordonneren en heffen.’
En art. XXIX:
‘Dat oock den voornoemden gouverneur ende Raedt, op approbatie van Bewinthebberen sullen mogen stellen eenige kleyne en modique lasten, tot verval van de noodige kosten van de voorsz. respective Collegien van Raden ende Rechters, mitsgaders tot onderhoudt van Kercken-dienst, schoolmeesters en diergelycke, voorzoo veel het selve soude mogen worden geoordeelt noodsakelyck of dienstigh te wesen.’
Van den aanvang af werd aan de Israëlieten zoowel in Suriname als op Curagao vrije uitoefening van hun godsdienst toegestaan. Niet alzoo aan de Lutherschen en de Roomsch Katholieken.
Ter vermijding van herhaling zij verwezen naar de geschiedkundige overzichten in de artikelen, over de verschillende gezindten.
Hier zij slechts aangeteekend dat volgens art. 22 van het Regeeringsreglement van 1816 (G.B. No. 2) aan alle Godsdienstige gezindheden toen in de Kolonie gevestigd, ‘de vrije uitoefening van hare respective Godsdiensten, en het genot van hare voorregten verzekerd’ werd, mits zich onderwerpende aan de plaatselijke Wetten, daaromtrent reeds gemaakt of nog te maken.
Bij het voor de gezamenlijke West Indische koloniën geldende Regeerings Reglement van 1828 (G.B. No. 3) was, onder den Gouverneur Generaal, het oppertoezicht over de Kerkelijke Zaken opgedragen aan een Raad-commissaris. Deze had zorg te dragen (art. 114) ‘dat de Christelijke Godsdienst zooveel mogelijk onder de Heidensche bevolking worde uitgebreid, en door alle gepaste middelen aangemoedigd, en dat niemand in de uitoefening van zijnen door den staat erkenden Godsdienst worde gekrenkt of gehinderd’....
Van de nog vigeerende Regeerings Reglementen van 1865 handelen over den godsdienst voor Suriname de artt. 141-145, voor Curaçao de artt. 162-166. Zij zijn gelijkluidend. Over hetgeen ze inhouden zie men BESTUURSREGELING.
Andere godsdiensten en personen zonder godsdienst 29,261, onder wie:
Voorts heeft men te Paramaribo nog:
1o de Surinaamsche Evangelisatie Vereeniging, die sedert 27 Aug. 1902 deel uitmaakt van het Genootschap der
Baptisten in Demerary en in de Vereenigde Staten.
2o de Evangelisatie ‘Ebenhaëzer’.
Hervormden en Lutherschen vindt men hoofdzakelijk te Paramaribo, waar zich hunne kerkgebouwen (2 Herv. en 1 Luth.) bevinden en hunne
predikanten (2 Herv. en 1 Luth.) wonen. Met uitzondering van Nickerie met zijn Vereenigde Protestantsche gemeente met eigen predikant en kerkgebouw heeft men in de districten geen Prot. kerkgebouwen.
De organisatie van de bezoldigde R.K. Geestelijken is geregeld bij K.B. van 27
Sept. 1862 no. 52, gewijzigd bij die van 29 Aug. 1868 no. 70 en van 30 Maart 1912,
no. 60. Voor zooveel de geestelijken uit de koloniale kas bezoldiging genieten, worden zij onderscheiden in geestelijken van den len(het hoofd) en van den 2en rang, thans 7 in aantal. Ten aanzien van het recht op verloftraktement en op pensioen zijn deze geestelijken gelijk gesteld met de ambtenaren. Verlof wordt hun niet door den Gouverneur verleend, maar door de kerkelijke superieuren, welke daarvan kennis geven aan den Gouverneur, die het verloftraktement toekent.
Van de beide Israël. gemeenten, ieder met een eigen kerkgebouw en een eigen leeraar te Paramaribo, worden de leeraars op voordracht der gemeente door den gouverneur benoemd en uit de koloniale kas bezoldigd.
Met den godsdienst der Mohamedanen en Hindoes laat het Koloniaal Bestuur zich niet in, maar wel is voorgeschreven, dat de onder contract verbondenen op hunne feestdagen niet gedwongen kunnen worden te werken, tenzij in een noodgeval. Het immigratie-departement maakt de datums dier feestdagen in het Gouvernements Advertentie-Blad bekend.
In de Herv. en Luth. kerken heeft de dienst in het Hollandsch plaats, in de kerken der Evang. Broedergemeente gewoonlijk in het Neger-Engelsch; in de laatste jaren wordt echter te Paramaribo ook in het Hollandsch gepreekt. In de kerken der R.K. gemeente wordt in het Hollandsch, Neger-Engelsch en Engelsch voorgegaan, in die der Israël-gemeenten in het Hollandsch en het Hebreeuwsch, in de Episcopaalsche gemeente in het Engelsch, in de Vrije Evangalisatie in het Hollandsch, in de Surin. Evangelisatie-vereeninging in het Hollandsch en Engelsch, in ‘Ebenhaëzer’ in het Hollandsch, Engelsch en Neger-Engelsch.
Op Curaçao heeft in de Herv. Kerk de dienst in Hollandsch plaats. Op St. Eustatius en St. Martin zijn de voorgangers der gemeente Methodisten zendelingen, die onder de conferentie te Londen staan en in het Engelsch preeken. Op Saba heeft men een Anglikaanschen geestelijke, die eveneens in het Engelsch preekt en onder den Bisschop van Antigua staat, die nu en dan Saba bezoekt; voorts een zendeling van de ‘Christian Mission’, die thans den naam voert van ‘Apostolic Holiness Church’.
In de R. Kath. kerken op Curagao geschiedt de dienst in het Papiamentsch; in de hoofdplaats ook wel in het Hollandsch; op Aruba en Bonaire in het Papiamentsch, op de Bovenw. Eilanden in het Engelsch.
Op Curaçao heeft men twee Israël-gemeenten met afzonderlijke synagogen. In de Portugeesche (de orthodoxe) wordt thans in het Hollandsch gepreekt; in de
andere in het Hollandsch of in het Spaansch. In het algemeen kan men zeggen dat de preek wordt uitgesproken in de taal, die de voorlezer machtig is. De eigenlijke dienst geschiedt natuurlijk in het Hebreeuwsch; voor wat daartusschen als behoorende tot den dienst, gesproken of gezongen wordt, gebruikt men het Portugeesch.